Nooduitgang: hoe inbraakgevoelig is uw nooduitgang?
Inbraakgevoelige nooduitgang: waarom?
Nood- en vluchtdeuren moet je met een lichte duw kunnen openen. Snel kunnen vluchten is één ding, maar tegelijkertijd wil je ook inbraken voorkomen worden. Daarnaast wil je niet dat de deur ongewenst wordt gebruikt voor verkoeling of ventilatie of door rokende werknemers. Al deze factoren maken het beheer van nood- en vluchtdeuren er niet makkelijker op.
Nood-/vluchtdeuren moeten makkelijk open kunnen
Het gaat nog steeds met regelmaat fout, blijkt uit inspecties. De regelgeving benadrukt dan ook, dat nood- en vluchtdeuren met een lichte duw te openen moeten zijn. Maar hoe zit het met de inbraakgevoelige nooduitgang? Snel kunnen vluchten is een ding, maar tegelijkertijd willen gebouwbeheerders inbraak voorkomen. Daarnaast moet ervoor worden gezorgd dat de deur niet ongewenst wordt gebruikt. Het beheer van nood- en vluchtdeuren is in de praktijk niet gemakkelijk.
Definitie nooddeur
Het Bouwbesluit maakt geen onderscheid tussen nood- en vluchtdeuren: “Een nooddeur is uitsluitend bestemd voor ontvluchten tijdens calamiteiten en zal niet voor regulier gebruik worden benut. Een nooddeur moet onder alle omstandigheden van binnenuit, zonder sleutel worden geopend. Openen kan door middel van een zogenoemde panieksluiting. Bovendien mag een nooddeur geen schuifdeur zijn. Wanneer een in een vluchtroute gelegen deur, wordt benut voor het bereiken van ruimten in een gebouw, dan is er geen sprake van een nooddeur. Men spreekt dan van een deur van toegang die ook als vluchtdeur kan dienen. Het is daarom niet uitgesloten dat bijvoorbeeld in de hoofdtoegang of andere toegang, een schuifdeur wordt toegepast. Dit besluit schrijft overigens geen nooddeuren voor. Het besluit stelt slechts de eis dat een nooddeur onder bepaalde omstandigheden geen schuifdeur mag zijn. Een nooddeur kan behalve voor vluchten, ook worden gebruikt ter beperking van ongevallen bij brand en brandbestrijding.”
Spanningsveld tussen vluchten en inbraakwerendheid
In de NEN-EN 179:2008 en NEN-EN 1125:2008 zijn de basiseisen vastgelegd om veilig te kunnen vluchten. Een spanningsveld tussen vluchten en inbraakgevoeligheid blijft bestaan. De waarden die deze normen hanteren voor inbraakwerendheid, zijn laag. De Europese normcommissie voorziet hierin met de NEN-EN 13637:2015 voor nood- en paniekopeners. Deze norm biedt een uitkomst, omdat de paniekdeur met elektromechanische paniekbalk aan de brandmeldinstallatie (en eventueel inbraakalarminstallatie) wordt gekoppeld. Dit zorgt ervoor dat op het moment dat de brandmeldinstallatie signaleert, je overal in je gebouw de paniekbalken kunt bedienen en dat de uitgangen dus vrij zijn. Hiermee wordt de inbraakwerendheid beter gewaarborgd. De deur is bovendien in een spanningsloze toestand ontgrendeld (Fail Safe) en handmatige bediening van de paniekuitgang blijft altijd mogelijk.
Zelfvergrendelende anti-panieksloten zijn op de markt verkrijgbaar. De deur kunt u te allen tijde van binnenuit openen met de deurkruk bij eventuele nood- of panieksituaties.
Bij elektromechanische sloten met kruksturing aan twee zijden, loopt de nachtschoot automatisch uit op veerkracht. De ontkoppeling vindt plaats na een signaal van de brandmeldinstallatie, een druk op de handbediening of door middel van bijvoorbeeld een wandlezer.
Bron: RaamenDeur
Meer weten?
Voor vragen kunt u altijd terecht bij Vodavi bv. Neemt u gerust contact met ons op via telefoonnummer 0182 353685.